Mollen / Woelratten
Leefwijze
De lichaamslengte van een mol varieert van 11 tot 16 cm en het gewicht ligt tussen de 30 en 130 gram. Het wijfje is iets kleiner dan het mannetje. De mol heeft een korte zwartfluwelen vacht waarmee hij, dankzij een speciale plaatsing van de haren in de huid, even gemakkelijk voor- als achterwaarts door de gangen kan bewegen. Bij de meeste zoogdieren zijn de haren in een bepaalde richting geplaatst, meestal naar achteren, maar bij de mol kunnen de haren in de huidaanhechting kantelen, zodat ze niet blijven steken in de gangwanden als de mol achteruit krabbelt. Kenmerkend voor de mol zijn de tot grote graafhanden omgevormde voorpoten, met elk vijf vingers met puntige nagels en een duimpje, waarmee het dier de ondergrondse gangen graaft. Er worden zowel oppervlakkige gangen (de jaaggangen of mollenritten) als dieper gelegen gangen gegraven (tot op een diepte van 120 cm). De mol heeft kleine, slecht ontwikkelde ogen met een diameter van slechts één millimeter; hij is echter niet blind. Zijn belangrijkste zintuig is zijn spitse roze snuit die gevoelige snorharen en tastzenuwen bevat. Zijn kleine staartje (20-40 mm) wijst altijd omhoog.
Overlast & bestrijding
Doordat mollen schade kunnen toebrengen aan weilanden, tuinen, gras- en speelvelden zoeken mensen naar manieren om mollen te verjagen of desnoods te doden. Een veel gebruikt middel is het plaatsen van mollenklemmen in de mollengang.